Psalm 81
Datheen Psalmenberijming
Vers 8
Waarom hebt Gij den tuin doen breken,
En zijt den roveren geweken?
Hoe komt 't, dat wilde zwijnen fel,
Daar ingevallen zijn zo snel?
Waarom heeft 't wild tot dezer stond,
Hem zo verdorven in den grond?
Vers 9
O God, Die een Heer zijt der heren,
Zie ons aan, wil U tot ons keren;
Bezoek en zie den wijnstok rein,
Dien Uw hand geplant heeft allein;
Wil dien weder bouwen voortaan,
Dat Gij daarvan prijs moogt ontvaan.
Vers 10
Hij zal schier tot asse verbranden,
En is nu gans gemaakt te schanden;
Hij vergaat door Uw gramschap haast,
Strek Uw hand uit, maak onverbaasd
't Volk, Heer, dat alleen op U bouwt,
En van harten vast'lijk vertouwt.
Vers 11
Wij zullen ons niet meer begeven
Tot afwijkinge; laat ons leven,
Wij zullen steeds zingen Uw eer,
Troost ende help ons langs zo meer.
Uw aanzicht geve Zijnen schijn,
Zo zullen wij geholpen zijn.
Vers 1
Zingt den Heere blij,
Die ons sterkt' is krachtig;
Verheugt u ook vrij
In God, Israël;
Bewijst Hem met spel
Prijs en eer aandachtig.
Vers 2
Zingt psalmen zeer goed,
En lieflijk om horen
De tamboeren zoet,
Harpen bekwame,
En psalters t' zame,
Wilt met vreugd oorboren.
Vers 3
Op de nieuwe maan
Met bazuinen zinget,
En vrolijk voortaan
Der lovertenten
Jaarlijkse renten
Betaalt en volbringet.
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden