Psalm 150
Datheen Psalmenberijming
Vers 2
Dat men met fluiten Zijnen Name
Prijz' en met trommelen bekwame;
Met harpen zoet moet men ook loven
Den Heere van hier boven,
Want den Heer behaagt Zijn volk al,
Dat Hij verkiest naar Zijn geval;
De kleinen zal Hij vereren
En haar goed vermeren.
Vers 3
Toch zullen de vromen geprezen
Hierna vrolijk en verblijd wezen;
Ja men zal z' op haar bedde horen
Zingen en vreugd oorboren.
In hare kelen zullen zij
Des Heeren lof hebben zeer blij;
En in haar handen (vol waarden)
Tweesnijdende zwaarden.
Vers 4
Opdat zij verderven met krachten
Daarmee alle boze gedachten,
En straffen de harten hoogmoedig
Met scherpe wrake spoedig;
Opdat zij vangen zo meteen
Koningen en prinsen niet kleen;
En met ketenen en banden
Vast sluiten haar handen.
Vers 5
Als zij die straffen dat ze beven,
Zij doen zulks als daar staat voorschreven;
Dit 's Uwer heiligen, o Heere!
Heerlijkheid en haar ere.
Vers 1
Laat nu God geprezen zijn,
In Zijn heiligdom zeer fijn.
Geloofd zij Hij en geacht
Uit den hemel vol van kracht
In heerlijkheid hoog verheven.
Looft Hem in Zijn werken rein,
Die Hij gewrocht heeft allein,
Die van Zijn macht tuignis geven.
Vers 2
Van harten lovet toch Hem
Ook met der bazuinen stem
En met der psalteren toon,
Met trommels en harpen schoon:
Vers 3
Zijn goedheid zij openbaar
Gemaakt door 't geluid zeer klaar
Der cymbalen, t' allen tijd,
Welke zeer breed ende wijd
Zijns Naams eer moeten bewijzen.
Dies alles wat daar nu leeft,
Dat zich roert en adem heeft
Moet onzen God heerlijk prijzen.
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden