Psalm 106
Datheen Psalmenberijming
Vers 21
Met een wolke God Zijn volk dekte;
Om 's nachts te lichten, Hij verwekte
Een vuur, 't welk brandde met geweld,
En verlichtte dat ganse veld.
Zij baden God, Die hun haast gaf
Veel kwakkelen van bovenaf.
Vers 22
Met hemels brood spijsd' Hij ze allen,
En met dorst hard zijnd' overvallen,
Gaf Hij uit den steen water zoet
In de woestijn met overvloed.
Want Hij heeft bij Hem overleid,
Wat Abraham was toegezeid.
Vers 23
Hij voerde Zijn volk uit met vreugden;
Zijn kind'ren op den weg verheugden,
En zongen Zijn daden zeer schoon;
Totdat God hun tot enen loon,
Der heidenen erfgoed gaf in,
Ende meteen al haar gewin.
Vers 24
Opdat z' als Zijn trouwe dienaren
Zijn geboden zouden bewaren,
En bereid zouden zijn eenpaar,
Om te houden Gods wet zeer klaar.
Dies moet Zijn lof wezen verbreid
Met lofzang in der eeuwigheid.
Vers 1
Dankt God, want Hij is vriendelijk,
En Zijn goedheid duurt eeuwiglijk.
Waar is hij, die toch kan uitspreken
Des Heeren wonderwerken al?
En Zijn grootdaden, klaar gebleken,
Genoegzaam kunnen prijzen zal?
Vers 2
Wel dien, die houdt Uw gebod goed,
En in alle dingen recht doet.
Gedenk mijns, Heer, naar Uw genade
En naar Uwe vriendelijkheid;
Laat mij toekomen vroeg en spade
Uwen bijstand en goedigheid.
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden