Psalm 62
Datheen Psalmenberijming
Vers 1
Hoezeer dat mijn ziel is gekweld,
In God werdt zij gerustgesteld;
Want Hij is mijn toevlucht allene,
Mijn troost, mijn bijstand in den nood,
Mijn kracht, Die mij voor den val groot
Zeer wel bewaart, en anders gene.
Vers 2
Hoe lange zult gij allen staan,
Om te schaden en dood te slaan!
Gij wordt nog met schanden versteken;
Als een wand die daar valt, zult gij,
En als een oude muur daarbij,
Van zelf vergaan, scheuren en breken.
Vers 3
Zij en gedenken anders niet
Dan om t' onderdrukken met vliet
Hem, dien Gij wilt verheffen, Heere!
Leugen behaagt hen met der daad,
Haar woord is zoet, maar 't harte kwaad
Is vol vloekens en vol onere.
Vers 4
Maar gij, mijn ziel, wil toch voortaan
Met geduld op den Heere staan;
Op Hem staat mijn hoop en betrouwen;
Hij is mijn troost en niemand el,
Mijn Heiland, Die mij bewaard wel,
Geen schand' noch leed kan mij benauwen.
Vers 5
God is mijn eer, mijn heil, mijn kracht.
Mijn toevlucht, mijn sterkte, mijn macht.
Gij volkeren wilt Hem betrouwen;
Komt en stortet toch allegaar
Voor God uwe harten eerbaar;
Op Hem alleen willen wij bouwen.
Vers 6
Maar de mensen machtig en rijk
Zijn ijdelheid allen gelijk,
Ieder van hen te feilen pleget.
Weegt ijdelheid, en ook met dien
De mensen al, zo zult gij zien
Dat ijdelheid veel zwaarder weget.
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden