Psalm 48
Datheen Psalmenberijming
Vers 4
Zingt gij, die kloek zijt;
Want Hem zijn altijd
De volken voortaan
Gans'lijk onderdaan.
Hij zit, versierd schoon,
Hoog op Zijnen troon.
De prinsen van naam
Zijn Hem gehoorzaam,
En zijn daarom hier,
Dat zij werden schier
't Volk Gods minst en meest,
Dien Abraham vreest.
Vers 5
Onze God vol eer
Is een krachtig Heer',
Boven hen gesteld,
Die hebben 't geweld;
En steeds onbezwaard,
't Aardrijk Hij bewaart.
Vers 1
In de heilige stad voorwaar,
Die God Hem verkiest openbaar,
Is 't dat Hij steeds ons wil bewijzen
Zijn heerlijkheid niet om volprijzen.
Sion gelegen in 't noord,
Heeft onze God van nu voort
Hem geheiliget alvoren,
In een schoon land uitverkoren;
Daarin alleen t' alle tijden
Moet hem dat aardrijk verblijden.
Vers 2
In haar paleis is God bekend,
Een Bewaarder tot in den end;
Want de koningen spanden t' zamen,
En gewapend tegen haar kwamen,
Zij hebben Gods kracht gezien,
En waren verbaasd mitsdien;
Zij vlogen met groot versagen,
Zeer verschrikt zijnd' en verslagen,
En hebben met angst en beven
Hen al in de vlucht begeven.
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden