Psalm 42
Datheen Psalmenberijming
Vers 7
Geprezen zij de God van Israël
Met eeuwig lof en spel.
In eeuwigheid worde gezongen, Heer,
Uwen prijs en Uw eer.
Vers 1
Als een hert gejaagd, o Heere,
Dat verse water begeert,
Alzo dorst mijn ziel ook zere
Naar U, mijn God hooggeëerd,
En spreekt bij haar met geklag:
O Heer, wanneer komt die dag,
Dat ik toch bij U zal wezen,
En zien Uw aanschijn geprezen?
Vers 2
Mijn tranen ende mijn klachten
Zijn mijn spijs, die mij steeds voedt;
Als men mij vraagt met verachten,
Waar is nu Uw God zo goed?
Ik smelt als ik denk daaraan,
Hoe ik voormaals placht te gaan
Met een hoop volks hier te lande,
Om U, Heer, te doen off'rande.
Vers 3
Waarom wilt gij u zo kwellen
En beroerd zijn, o ziel mijn?
Wil gans uw hoop op God stellen,
Van u zal Hij gedankt zijn,
Als Hij door Zijn aanschijn klaar,
Zal wegnemen uw kruis zwaar.
Dies, o God, van mij niet wijket,
Want mijn hart mij gans bezwijket.
Vers 4
In ben uwes zeer gedachtig,
Ook aan des Jordanen kant,
En Uwer goedheid zeer krachtig
In Hermon, dat koude land,
En aan Misar den berg bloot,
Daar d' een diepte d' ander groot
Toeschreit, en daar de tempeesten
Over mij gaan minst en meesten.
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden