Psalm 127
Datheen Psalmenberijming
Vers 1
Als God Sions gevang'nen al
Saam verlost heeft naar Zijn geval,
Zo waren wij verheugd alt'zaam,
Gelijk zij die dromen bekwaam.
Onze mond is gans vol gewezen
Van vreugd en lofzangen geprezen;
Dan sprak 't volk alleszins: Welaan,
God heeft Zijn volk wat groots gedaan.
Vers 2
God Die heeft op dit maal voorwaar
Bij ons gedaan een werk zeer klaar,
Daarin dat wij tot dezen tijd
Hartelijk vro zijn en verblijd.
Heer, wil genadelijk afwenden
Onz' gevangenis en ellenden,
Dat wij mogen wezen gelijk
Een schoon wel gewaterd aardrijk.
Vers 3
Zij die met tranen en verdriet
Haar goed zaad zaaien, zo men ziet,
Zullen wederkeren met vreugd,
En dat maaien, zijnde verheugd.
Zij zaaien haar goed zaad met wenen,
En zullen haast groot ende klenen
Komen, en brengen met vreugd groot
Haar volle schoven in den schoot.
Vers 1
Zo God niet Zelf dat huis oprecht,
Tevergeefs is de arbeid al
Desgenen die dat bouwen zal.
Dat waken is gaar niet en slecht,
Zo God naar Zijn vaderlijk' aard
De stad niet Zelf hoedt en bewaart.
Vers 2
Het is vergeefs zo vroeg opstaan,
En te waken tot 's nachts zeer spaad',
En spaarlijk t' eten in dien staat
Zijn brood, met zorgen zwaar belaan.
Want God schier al slapende geeft
Zulks dengenen, die Hij lief heeft.
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden