Psalm 78
Datheen Psalmenberijming
Vers 9
Gij hebt door Uw hand almachtig,
Uw volk verlost, Heere krachtig;
De kind'ren des Jakobs goed,
En des vromen Jozefs vroed.
Uwe vrees is, Heer, gekomen
Over al de waterstromen;
Voor Uw Majesteit terstond
Beefde, Heer, de diep' afgrond.
Vers 10
De wolken zeer dicht gesloten,
Hebben water uitgegoten;
En des donders groot geluid
Strekt hem in de wolken uit;
De vuurstralen hen uitspreiden,
Donderslagen hen uitbreiden.
De bliksem met den schijn fel
Ontstak 't gans aardrijke snel.
Vers 11
Den aardbodem zag men beven,
En Gij gaaft enen weg even
Door 't meer tot Uws volks oorboor,
Daar geen voetpad was te voor.
Gij leidet Uw volk bekwame
Als een kudde schapen t' zame,
Door Mozes en Arons hand
In dat schoon beloofde land.
Vers 1
O mijn volk, wil mijn lering nu aanhoren,
Neig uw verstand, wil open doen uw oren,
Verneem mijns monds schoon' en heerlijke reden.
Van mij werden Godes werken beleden;
Van Zijn grootdaden wil ik doen vermaan,
Die onze God hiervoormaals heeft gedaan.
Vers 2
De daden die ons voortijds zijn vermondet,
Die ons onz' grootvaders hebben verkondet;
Dat ze de kind'ren ook wisten al voren,
Die nog na hen zouden worden geboren;
Opdat ze wisten de roem en de kracht
En werken groot onzes Gods hoog geacht.
Vers 3
God heeft in Jakob Zijn verbond gegeven
En is Israël Zijn gezet gedreven;
Dat onze voorvaders hen zouden keren,
Om van geslacht tot geslacht die te leren;
Opdat ze den kind'ren klaar ende bloot
Verkondigden des Heeren werken groot.
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden