Psalm 111
Datheen Psalmenberijming
Vers 1
De Heer heeft gesproken tot mijnen Heere:
Zet U nu fijn tot Mijne rechterhand,
Totdat Ik Uw vijanden met onere
Tot enen voetbank maak in 't ganse land.
Vers 2
God zal den scepter van Uw koninkrijke
Uit Sion strekken over d' aarde breed;
En Hij zal tot u spreken desgelijke:
Heerset over al Uw vijanden wreed.
Vers 3
Vrijwillig zal 't volk geschenk doen met vrede,
Op den dag van Uwe kroninge fijn;
Gelijk de dauw rijkelijk valt beneden,
Zullen U veel kind'ren geboren zijn.
Vers 4
God heeft met ernst gezeid ende gezworen
Met enen eed, die vast'lijk zal bestaan.
Gij zijt een eeuwig Priester uitverkoren,
Naar Melchizedeks ordening voortaan.
Vers 5
Tot Uwe rechterhand zal God verderven
Al Uwe vijanden met grote kracht;
De boze koningen zal Hij doen sterven,
Ter tijd Zijner gramschap met volle macht.
Vers 6
Hij zal Hem ook aan de heidenen wreken,
En 't land vol maken met lichamen dood;
En eindelijk dat hoofd gans in stukken breken,
't Welk nu heerset over veel landen groot.
Vers 7
Ja, Hij zal ook op den weg uit de beken
Haast drinken van 't lopende water klaar;
En zal daarna Zijn hoofd heerlijk opsteken,
En hebben de overwinning eenpaar.
Vers 1
Den lof en prijs gans overal
Met harte vrij ik roemen zal
Mijns Heeren en Gods van hier boven.
In Zijn gemeente zeer bekwaam,
Daar de vromen komen te zaam,
Zal ik den Heer danken en loven,
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden