Psalm 137
Datheen Psalmenberijming
Vers 20
Og, den koning van Basan,
Bracht God ook alzo daarvan;
Want Zijn grote goedigheid
Geduurt in der eeuwigheid.
Vers 21
Dit land vol met overvloed
Gaf Hij 't volk tot een erfgoed;
Want Zijn grote goedigheid
Geduurt in der eeuwigheid.
Vers 22
Dat verkreeg Hij in den strijd
Den Zijnen t' eeuwiger tijd;
Want Zijn grote goedigheid
Geduurt in der eeuwigheid.
Vers 23
Hoe wij meer waren bezwaard,
Hoe ons meer hielp God vermaard;
Want Zijn grote goedigheid
Geduurt in der eeuwigheid.
Vers 24
Hij bracht ons uit de handen
Aller onzer vijanden;
Want Zijn grote goedigheid
Geduurt in der eeuwigheid.
Vers 25
Hij is 't, Die de spijze geeft,
Alles wat ter wereld leeft;
Want Zijn grote goedigheid
Geduurt in der eeuwigheid.
Vers 1
Als wij aan dat water tot Babel klachtig
Zaten en weenden, wezende gedachtig
Uwes, o Sion, huis des Heeren rein;
Daar hebben wij met veel klagens gemein
Onze harpen, benauwd met harten bange,
Aan de groene wilgebomen gehangen.
Vers 2
Daar hebben zij, die ons hielden gevangen,
In spot begeerd te horen onz' lofzangen,
En spraken: Zingt ons van Sion een lied.
Wij zeiden: Hoe zouden wij met verdriet
Beladen zijnde en met smaad en schanden,
Gods lof kunnen zingen in vreemde landen?
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden