Psalm 43
Datheen Psalmenberijming
Vers 5
Al de grote waterstromen
Zijn Heer, over mij gegaan,
En mij over 't hoofd gekomen;
Maar Gij hebt mij bijgestaaan.
's Daags toont Gij mij Uw goedheid
En 's nachts Uw barmhartigheid;
Dies zal ik U Heer belijden;
Gij hoedt mijn ziel t' allen tijden.
Vers 6
Ik sprak tot God: o God krachtig,
Waarom vergeet Gij mij gaar?
Waarom moet ik wezen klachtig
Benauwd door de booz' eenpaar?
Ik gevoel haar smaden kwaad,
't Welk mij door de benen gaat,
Als zij tot Uwe onere
Spreken: Waar blijft nu de Heere?
Vers 7
Waarom wilt gij u zo kwellen
En beroerd zijn, o ziel mijn?
Wil gans uw hoop op God stellen,
Van u zal Hij gedankt zijn.
Omdat Hij is, zo men ziet,
Mijn heil die mij gunste biedt.
Dies mijn ziel, wil u verblijden,
God is 't Dien ik bid in 't lijden.
Vers 1
Neem mijn zaak aan, wreek mij, o Heere,
Naar Uw grote goedheid vermaard;
Van hen die vals en wreed zijn zere,
Ja ook vol listen en onere,
Die gans boselijk zijn geaard,
Mijn ziel toch nu bewaart.
Vers 2
Gij zijt toch, Heer, mijn sterkte krachtig,
Waarom verstoot Gij mij zo gaar?
Waarom laat Gij mij, Heer almachtig,
Treuren en altijd wenen klachtig?
En voor mijn vijand hier en daar
Veldvluchtig zijn eenpaar?
Vers 3
Laat Uw klaarheid, o God waarachtig
En Uwe trouw ons schijnen zoet.
Dat die ons geleiden aandachtig
Tot Uwen heil'gen berg eendrachtig,
En tot Uwe tenten zeer goed,
Met een need'rig gemoed.
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden