Psalm 53
Datheen Psalmenberijming
Vers 7
Dan zal ik voor deez' wrake, Heere,
U steeds prijzen voortaan;
En op U, vol van macht en ere,
Gronden en blijven staan;
Want Uw goedheid veel goeds doen zal
Uwen volk overal.
Vers 1
De dwaas die spreekt in zijn harte zeer kwaad:
Daar is geen God; en hij verwoest mits dezen
Zijn leven gans door zijn gruwelijk wezen;
Daar is niet één, die met woord ofte daad
Wat goeds begaat.
Vers 2
God des hemels de wereld overziet,
Ende bemerkt de mensen hier te lande;
Of daar g‚‚n is, die met goeden verstande,
Om Gods goedheid te zoeken hem bevliet;
't Welk niet geschiedt.
Vers 3
Alles gemerkt, Hij vindt dat z' in 't gemeen
Al afwijken en gaan op boze wegen;
Grouw'lijk zijn zij, ja tot kwaad gans genegen;
Die wat goeds werkt en is onder hen geen,
Ja niet tot ‚‚n.
Vers 4
Zijn dan de bozen zo dwaas al te zaam,
Dat ze niet dan kwaad doen zonder afkeren!
Die mijn arm volk als dat brood gans verteren,
En altijd om t' aanroepen 's Heeren Naam
Zijn onbekwaam.
Vers 5
Zonder reden zijn ze bevreesd gaar zeer.
Want God die breekt aller vijanden benen,
Dewijl dat Hij die al veracht met enen;
Gij zult hen nog aandoen o Sion teer!
Schand' en oneer.
Vers 6
Och dat de hulp over Israël, Heer!
Kwam uit Sion, en dat God uit 't verlangen
Wilde verlossen Zijn arm volk gevangen!
Israël en Jakob zouden in eer
Verblijd zijn zeer.
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden