Psalm 9
Datheen Psalmenberijming
Vers 5
Gij maakt hem, dat hij God schier zij gelijke.
Want Gij maakt hem overvloedig en rijke,
Van heerlijkheid die toch naakt is en bloot.
Gij maakt hem vol met veel goederen groot.
Vers 6
Gij laat hem zijn over 't werk Uwer handen,
Als een heer derzelve in alle landen.
Zonder uitnemen, alles in 't gemeen,
Hebt Gij hem onderdaan gemaakt meteen.
Vers 7
Ossen, schapen, haar wolle en haar vellen,
Die Gij op de bergen voedt zonder kwellen,
En op dat veld weiden doet overal,
In bossen, bergen en in menig dal.
Vers 8
De vliegende vogelen die wel zingen,
De vissen des meers en ook alle dingen,
Die Gij haar wezen en den adem geeft,
Maakt gij hem onderdaan, ja al wat leeft.
Vers 9
O onze God en Heer zeer hoog geprezen!
Ten rechten moet Uwe Naam heerlijk wezen.
Uwes Naams heerlijkheid in overvloed
Strekt veel wijder dan de aardbodem doet.
Vers 1
Heer, ik wil U uit 's harten grond
Prijzen, en overal doen kond
Uw wonderen in alle wijken,
Die niet en zijn om vergelijken.
Vers 2
In U wil ik wezen verblijd;
Dat is mijn vreugd tot dezer tijd.
Uwen naam schoon wil ik ook prijzen
En U met lofzang eer bewijzen.
Vers 3
Omdat door Uwe grote macht
Mijn vijand wijkt en vliedt met kracht,
En dat hij nederleit geslagen,
Door Uw aanschijn zwaar om verdragen.
Vers 4
Gij zijt zo goed in dezen stand,
Dat Gij mijn zaak neemt bij de hand.
Gij zit tot mijn hulpe volvaardig
Op den stoel als Rechter rechtvaardig.
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden