Psalm 80
Datheen Psalmenberijming
Vers 1
Gij, Herder Israëls, wil horen,
Die de kudde Jozefs verkoren
Uitgevoerd hebt als schapen goed;
Toon ons Uw lieflijk aanschijn zoet,
Gij, Die hoog zit in Uwen troon,
Boven de cherubijnen schoon.
Vers 2
Laat Uwe kracht, Heere, verschijnen,
Efra‹m tot nut en den zijnen,
Ook Manasse en Benjamin;
Keer toch tot ons, Heer, Uwen zin,
Troost ons met Uw lieflijk aanschijn,
Opdat wij van schaden vrij zijn.
Vers 3
Hoe men ons handelt kunt Gij merken;
Dies wil ons door Uw goedheid sterken;
Sla over ons 't gezicht eenpaar
Uwer vriend'lijke ogen klaar;
Zo zullen wij van 't kruis niet klein,
Vrij zijn door Uw gezicht allein.
Vers 4
Hoe lang zal, o Heer der heirkrachten,
Uwe toorn nog branden met machten
Tegen Uwes volks gebed rein?
Gij hebt ons met tranen gemein
Gespijsd; ook was bitter geklag,
Onze drank Heer, den gansen dag.
Vers 5
Gij hebt ons gemaakt den naburen
Tot twist en gekijf t' aller uren;
Onz' vijanden spotten ons zeer;
Verlos ons uit schaden, o Heer!
Laat ons schouwen Uw aanschijn blij,
Zo worden wij zeker en vrij.
Vers 6
Uwen wijngaard uit Egypteland,
Bracht Gij, Heer, en Gij hebt hem geplant,
Daar verdelgd zijn de volken wreed.
Gij maaktet hem een plaatse breed,
Daar hij geworteld vast'lijk kleeft,
Zodat hij 't land vervullet heeft.
Vers 7
De bergen zijn zeer schoon bedekket
Met zijne schaduw, die wijd strekket;
Zijn ranken hoog klimmen en gaan,
Gelijk de cederbomen staan;
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden