Psalm 120
Datheen Psalmenberijming
Vers 1
Als ik met zwaar kruis ben beladen,
Ik roepe tot God vol genade;
Mijn gebed komt tot Zijne oren,
Hij placht mij altijd te verhoren.
Voor de leugenachtige monden
En valse tongen t' alle stonden
Wil mijn ziel, naar Uw goedigheid,
Verlossen, Heer, in eeuwigheid.
Vers 2
Wat kan de valse tongen stichten?
Wat kan de leugenaar uitrichten?
Wat zullen zijn listige zinnen
En valse tongen toch gewinnen?
Uw woorden zijn als scherpe pijlen,
Die een sterk man schiet onderwijlen;
Uwe reden zijn vol venijn,
Als gloeiende kolen zij zijn.
Vers 3
Wee mij! dat ik vreemd'ling moet wezen
In Mesech, vervloekt en misprezen;
Dat ik in Kedars tenten blijven
Moet, daar ze niet dan boosheid drijven.
Dat ik zo lange ben verlaten
Bij hen, die steeds den vrede haten.
Ik die pais zoeke zonder dwang,
Ben bij hen geweest veel te lang.
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden