Psalm 149
Datheen Psalmenberijming
Vers 2
Gij hemel hoog looft Hem eenpaar,
Doet zulks wolken en water klaar;
Dat alle hemelse dingen
Den lof Zijnes Naams voortbringen;
Want door Zijn woord sterk ende krachtig
Werd alle ding gemaakt eendrachtig.
Hij heeft alles alzo besteld,
Dat het vast blijft door Zijn geweld.
Vers 3
Zij hebben een bevel ontvaan,
Daarover durven zij niet gaan.
Gij walvissen en afgronden,
Wilt nu Zijnen lof verkonden.
Vuur, hagel, sneeuw en ijs zeer koude.
Wind en tempeest niet om weerhouden,
Die den wille Gods volbrengt goed,
Looft Hem in alles wat gij doet.
Vers 4
Prijst Hem, bergen en heuvels al,
Vruchtbaar' bomen, 't ganse getal
Der ceed'ren en des vees meteen,
Wilde dieren groot ende kleen;
Vliegende vogels groot van waarde,
Dieren kruipende langs de aarde;
Gij koningen en volken rijk,
Vorsten en rechters al gelijk.
Vers 5
Gij jongens, dochters, jong en oud,
Zingt Zijn lof om best in eenvoud;
Want hoger is Zijnes Naams eer,
Als hemel en aard' immermeer.
Den hoorn Zijns volks heeft Hij verheven
Tot Zijne eer; zulks is gegeven
Israël, Zijn volk zeer gewis,
't Welk Zijn bemind eigendom is.
Vers 1
Wilt een nieuw lied den Heere zingen;
Wilt Hem Zijn eer heerlijk toebringen;
Dat nu onder Zijn volk gemeine
Zijn lof gehoord zij reine.
Gij, Israël, in vreugd nu leeft,
In den Heer Die u gemaakt heeft;
In dezen Koning u verblijdt,
Die Sions kind'ren zijt.
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden