Psalm 29
Datheen Psalmenberijming
Vers 4
Omdat haar harten niet bemerken
Uwe heerlijke wonderwerken
En de kennisse gans niet achten
Uwer daden, Heer, vol van krachten;
Zij werden verworpen voortaan,
Zonder namaals meer op te staan.
Vers 5
Geloofd zij God, Die mijn gebeden
Verhoord heeft naar Zijn goedigheden.
God is mijn schild ende burcht krachtig,
Van Hem komt mijn hulpe waarachtig.
Dies moet mijn hart wezen verblijd,
En mijn mond Hem zingen altijd.
Vers 6
Hij geeft mijn volk kracht om te strijden,
Zijnen koning Hij t' allen tijden
Bewaart; dies laat 't volk Uwer erven
Uwen zegen, o Heer, verwerven;
Wil dat brengen ter heerlijkheid,
En voeden in der eeuwigheid.
Vers 1
Gij prinsen, en gij heren,
Begaafd met grote ere,
Schrijft God toe altezamen
Zijn kracht en lof bekwame.
Wilt Hem zulken prijs bewijzen,
Als Zijn macht, niet om volprijzen,
Toestaat, en in Zijn woning goed
Buiget Hem de knien met ootmoed.
Vers 2
Gods stem werd gehoord krachtig
Op de wateren machtig;
In 's hemels wolken zeer klaar
Werd ook Gods kracht openbaar,
Zijn stemme (niet om versterken)
Getuigt van Zijn grote werken;
Zijn stem is vol t' allen stonden
Van heerlijke kracht bevonden.
Vers 3
Gods stem slaat met onweder
De cederbomen neder,
Op Liban den berg geplant,
En d' ander bergen in 't land,
Hij doet die springen te degen.
Zo de jonge kalvers plegen,
En als de jong' eenhoornen doen,
Die opspringen in bossen groen.
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden