Psalm 96
Datheen Psalmenberijming
Vers 5
Zo tot Massa en Meriba
Uwe vaders voor ende na
In de woestijne te doen plagen;
Zij tergden Mij met harten kwaad,
En beproefden vroeg ende spaad'
Al Mijn werken, die zij daar zagen.
Vers 6
Daar Ik veertig jaren eenpaar
Met hen veel arbeid had voorwaar;
Dies klaagd' Ik aldus onverzwegen:
Dit volk is gans zonder verstand,
Van harten gaar dwalende, want
Zij zullen niet leren Mijn wegen.
Vers 7
Dies als Ik van hen werd versmaad,
Ik was toornig door zulk een daad,
En heb in Mijn gramschap gezworen:
Dat dit boos en verkeerd geslacht
Nimmermeer zoude zijn gebracht
Ter ruste Mijner uitverkoren.
Vers 1
Zingt een nieuw lied den Heer geprezen,
Zingt, gij volken, wilt vrolijk wezen;
Looft en prijst Zijnen Naam altijd,
En verkondigt breed ende wijd
Gods verlossingen groot mits dezen.
Vers 2
Laat de heidenen Zijn eer merken,
Maakt gewag van Zijn wonderwerken;
Want hoog verheven is de Heer,
Die gevreesd moet wezen veel meer
Dan d' afgoden in alle perken.
Vers 3
Want de goden, die 't volk doen beven,
Zijn gans'ijk niet, want zij niet leven;
Maar God schiep den hemel zeer rein,
Zijn heerlijkheid en kracht niet klein,
Gaan voor Hem; hoog is Hij verheven.
Vers 4
Majesteit en kracht t' allen stonden
Zijn in Zijn heilig huis bevonden;
Daarom, gij volken, komt toch hier,
Geeft God den Heere goedertier
Eer en vreze met hart en monden.
Vers 5
Looft ende prijst den Heer eendrachtig,
Maakt groot den Name Gods almachtig.
Gij volken brengt Hem met deemoed
Geschenken en veel gaven goed;
Komt in Zijn huis, zijt daar aandachtig.
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden