Psalm 72
Datheen Psalmenberijming
Vers 13
Totdat ik allen, die nu leven,
En ook haren geslacht
Verklaard heb Uwe macht.
Uw oordelen zijn hoog verheven,
Daardoor Gij, zo wij merken,
Doet zeer veel wonderwerken.
Vers 14
Wie is met U te vergelijken?
Die mij proeft met angst groot,
Kruis en allerlei nood;
Die mij geeft van nieuws, zo 't mag blijken,
't Leven tot zijn oorboren,
't Welk scheen te zijn verloren.
Vers 15
Uit den diepen put onder d' aerde,
Hebt Gij mij gevoerd, Heer,
En mijn rijk verbreid zeer.
En als ik overweldigd werde,
Met Uw aangezicht krachtig,
Troost Gij mij, Heer almachtig.
Vers 16
Dies zal ik op den psalter spelen
En zingen met bescheid
Van Uw getrouwigheid.
God Israëls; zonder vervelen
Zal ik Uw lof voortbringen
Op de harp en U zingen.
Vers 17
Mijn lippen haar in U verblijden
En prijzen ook eenpaar
Uwe heerlijkheid klaar.
Mijn ziel, die Gij hebt uit dat lijden
Gebracht, die is ontsteken
Met vreugd', Heer, onbezweken.
Vers 18
Mijn tong wil ik U overgeven,
Om Uw gerechtigheid
Te melden overbreid.
Gij verderft de booz' ongenadig,
Dat ze met schande sterven,
Die zoeken mijn verderven.
Vers 1
Wil toch Uw gericht overgeven
Uwen Koning, o Heer!
En Uw gerechtigheid daarneven
Zijnen Zone met eer;
Vers 2
Dat de bergen den vrede rijke
Onder 't volk brengen voort,
En de heuvelen desgelijke
Dat recht, Heer, naar Uw woord.
Hij zal die bij dat recht bewaren,
Die met nood zijn gekweld;
En uitroeien die ze bezwaren,
Met kracht ende geweld.
Vers 3
Van een ieder der onderdanen
Zult Gij steeds eer ontvaan,
Zo lang als de zon en de mane
Zullen schijnen voortaan.
Hij daalt als de regen bekwame
Op 't veld aan elken kant,
En als de dauw zeer aangename
Op dat verdorde land.
Vers 4
Onder Zijn rijk zullen schoon bloeien
De goede mensen al;
In pais zullen zij zo lang groeien,
Als de maan schijnen zal.
Van d' een zee strekt Zijn rijk geprezen
Tot d' ander zee bekend;
Van Eufrates zal 't verbreid wezen
Tot aan des werelds end.
Vers 5
Hem zullen met gevouwen handen
Moren vallen te voet;
Ook zullen kussen Zijn vijanden
D' aarde met groot ootmoed.
Die in 't meer heersen en d' eilanden,
Zullen geschenk doen rein,
D' Arabers zullen met verstande
't Zelfde doen algemein.
Vers 6
Alle koningen zullen t'zame
Hem aanbidden meteen;
De heid'nen zullen Zijnen Name
Prijzen groot ende kleen.
Hij zal den armen, t' zijner baten
Verlossen, die nu schreit;
En helpen hem, die is verlaten,
Uit zijn ellendigheid.
Vers 7
Hij zal den armen en den klenen
Genadig zijn en goed.
Dengenen, die schreien en wenen
Werd Hij vriend'lijk en zoet,
Hij zal ze voor 't geweld bewaren,
En voor bedrog zeer kwaad;
Hij zal ook 't bloed Zijner dienaren
Hoog achten vroeg en spaad'.
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden