Psalm 84
Datheen Psalmenberijming
Vers 9
Vervolg ze zo met groot tempeest,
Door onweder maak ze bevreesd,
Wil ze hier en daar met angst jagen;
Haar aangezichten wil beschamen,
Opdat ze met handen te zamen
In ootmoed naar U, o Heer, vragen.
Vers 10
Laat ze beschaamd zijn en verbaasd,
Verschrik z' en breng z' om met der haast;
Dat zij mogen verstaan en gronden,
Dat Gij een Heere zijt allene,
De Allerhoogst' en anders gene
In de wereld kan zijn bevonden.
Vers 1
Hoe lieflijk, o Heer, en hoe rein
Zijn Uwe woningen niet klein;
Lustig zijn z' en schoon bovenmate.
Mijn hart verlangt met allen zeer,
En zucht naar Uwen tempel, Heer!
Mijn ziel en lijf in dezen state
Zijn in den waren God verblijd,
En zeer verheugd tot dezen tijd.
Vers 2
De mussen en zwaal'wen t' zame
Vinden enen nest bekwame;
Och Heere der heirscharen krachtig,
O God mijn troost en Helper mijn,
Waar is 't dat Uw altaren zijn,
Daar Gij woont, o mijn Heer Almachtig?
Wel hun, die in Uw huis eerbaar
Wonen, die loven U eenpaar.
Vers 3
Zalig is hij t' allen stonden,
Wiens kracht, Heer, Gij zijt bevonden,
Die naarstig bewaart Uwe wegen;
Als zij door dit jammerdal gaan,
Zij zullen met vlijt recht voortaan
Putten te graven zijn genegen;
Die worden gemaakt waterrijk
Door den regen alle gelijk.
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden