Psalm 124
Datheen Psalmenberijming
Vers 2
Daar zal dat volk komen te zaam,
De stammen Israëls meteen,
Om God te prijzen in 't gemeen.
Naar Zijn lieflijk gebod bekwaam.
Dat is de plaatse, die God goed
David geeft, en wil dat men doet
Recht en gerechtigheid daar binnen.
Laat ons wensen Jeruzalem
Geluk; het moet ook welgaan hem,
Die onzes Gods stad zal beminnen.
Vers 3
Binnen Uw muren wonen zal
Liefde, vrede met enigheid.
De huizen en paleizen breid
Zijn vol van Gods zegening al.
Om den wil der broederen mijn,
En der vrienden die binnen zijn,
Wens ik u vreed' in alle hoeken,
Omdat ook Gods tempel zeer rein
Staat binnen uw muren niet klein,
Wil ik steeds uwen voorspoed zoeken.
Vers 1
Tot U, Heer, mijn ogen hef ik altijd,
Die in den hemel zijt.
Zo de ogen eens knechts in zijn benauwen
Zijnen meester aanschouwen;
Zo de maagd ziet op harer vrouwe handen,
Wij ook in kruis en schanden
Zien zo op U, Heer, en wachten in nood
Uw hulp en goedheid groot.
Vers 2
Zijt ons nu genadig, o Heere mijn!
Wil ons barmhartig zijn;
De mensen al ons alzo gaar verachten
Dat wij in smaad versmachten.
Wij zijn der stouten spot aan alle zijden,
Wij zijn tot dezen tijden
Van de hovaardigen zeer fel en kwaad
Veracht en gans versmaad.
Vers 1
Men mag nu wel zeggen in Israël:
Had ons de Heer Zelve niet bijgestaan,
Had Hij ons zaken niet genomen aan,
Als ons de volken overvielen fel,
Om ons uit te roeien en te verslaan;
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden