Psalm 71
Datheen Psalmenberijming
Vers 2
Die mij jagen, zeggen eenpaar:
Ha, ha! daar, daar! met open kele;
Laat hun toekomen schanden vele,
Die zij mij wensen voor en naar.
Maar, dat hij in Uw hulp verblijde,
Die zijnen toevlucht tot U heeft,
En hem gans'lijk tot U begeeft,
Dat hij U love t' allen tijde.
Vers 3
O Heer! wil U haasten zeer snel
Tot mij, die arm ben en ellendig;
Gij zijt mijn Helper zeer bestendig;
Haast U, help mij uit dit gekwel.
Vers 1
Mijn hoop stel ik op U gestadig;
Wil mij bewaren, Heer,
Voor een eeuwig oneer;
Verlos mij, o mijn God genadig,
Door Uw goedheid geprezen;
Wil mij bijstandig wezen.
Vers 2
Help mij en neig tot mij Uw oren;
Wees toch mijn toeverlaat
In den nood mij bijstaat,
Gij hebt mij te helpen gezworen:
Geen sterkten groot noch kleine,
Heb ik dan U alleine.
Vers 3
Uit der bozen handen onreine,
Uit der tirannen hand,
Die geweld doen in 't land,
Help mij; want troost noch hulpe gene,
En had ik al mijn leven,
Dan U, o Heer verheven!
Vers 4
Zo haast als ik hier was geboren
Uit mijn moeders lichaam,
Heb ik op Uwen Naam
Mijn hoop gesteld, Heer uitverkoren!
Uwen Naam t' allen tijden
Verbreid ik met verblijden.
Vers 5
Men houdt mij voor een zeer vreemd wonder!
Doch Gij zijt, Heer! mijn kracht,
Mijn toevlucht dag en nacht.
Maak, dat ik mag zijn een verkonder
Uws lofs en Uwer ere,
En die steeds mag vermeren.
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden